This summary
+380.000 other summaries
A unique study tool
A rehearsal system for this summary
Studycoaching with videos
Remember faster, study better. Scientifically proven.

PREMIUM summaries are quality controlled, selected summaries prepared for you to help you achieve your study goals faster!

Summary - Class notes - Duits 3e klas
-
1473026400 Sterke werkwoorden 1 t/m 30
-
aanraden - hij raadde aan - hij heeft aangeraden - hij raadt aan - raad aanempfehlen - er empfahl - er hat empfohlen - er empfiehlt - empfiehl
-
bedriegen - hij bedroog - hij heeft bedrogen - hij bedriegt - bedriegbetrügen - er betrog - er hat betrogen - er betrügt - betrüg
-
1ste vorm:
beginnen - hij begon - hij is begonnen - hij begint - beginanfangen - er fing an - er hat angefangen - er fängt an - fang an -
2de vorm:
beginnen - hij begon- hij is begonnen - hij begint - beginbeginnen - er begann - er hat begonnen - er beginnt - beginn -
beslissen - hij besliste - hij heeft beslist - hij beslist - beslisentscheiden - er entschied - er hat entschieden - er entscheidet - entscheide
-
bewijzen - hij bewees - hij heeft bewezen - hij bewijst - bewijsbeweisen - er bewies - er hat bewiesen - er beweist - beweis
-
bieden - hij bood - hij heeft geboden - hij biedt - biedbieten - er bot - er hat geboten - er bietet - biete
-
bijten - hij beet - hij heeft gebeten - hij bijt - bijtbeißen - er biss - er hat gebissen - er beißt - beiß
-
blijven - hij bleef - hij is gebleven - hij blijft - blijfbleiben - er blieb - er ist geblieben - er bleibt - bleib
-
branden - hij brandde - hij heeft gebrand - hij brandt - brandbrennen - er brannte - er hat gebrannt - er brennt - brenn
-
breken - het brak - het is gebroken - het breekt - breekbrechen - es brach - es ist gebrochen - es bricht - brich
-
brengen - hij bracht - hij heeft gebracht - hij brengt - brengbringen - er bracht - er hat gebracht - er bringt - bring
-
buigen - hij boog - hij heeft gebogen - hij buigt - buigbiegen - er bog - er hat gebogen - er biegt - bieg
-
denken - hij dacht - hij heeft gedacht - hij denkt - denkdenken - er dachte - er hat gedacht - er denkt - denk
-
doen - hij deed - hij heeft gedaan - hij doet - doetun - er tat - er hat getan - er tut - tun
-
dragen - hij droeg - hij heeft gedragen - hij draagt - draagtragen - er trug - er hat getragen - er trägt - trag
-
drinken - hij dronk - hij heeft gedronken - hij drinkt - drinktrinken - er trank - er hat getrunken - er trinkt - trink
-
dwingen - hij dwong - hij heeft gedwongen - hij dwingt - dwingzwingen - er zwang - er hat gezwungen - er zwingt - zwing
-
eten - hij at - hij heeft gegeten - hij eet - eetessen - er aß - er hat gegessen - er isst - iss
-
gaan - hij ging - hij is gegaan - hij gaat - gagehen - er ging - er ist gegangen - er geht - geh
-
gebeuren - het gebeurde - het is gebeurd - het gebeurtgeschehen - es geschah - es ist geschahen - es geschieht
-
gelden - het gold - het heeft gegolden - het geldtgelten - es galt - es hat gegolten - es gilt
-
geven - hij gaf - hij heeft gegeven - hij geeft - geefgeben - er gab - er hat gegeben - er gibt - gib
-
gieten - hij goot - hij heeft gegoten - hij giet - gietgießen - er goss - er hat gegossen - er gießt - gieß
-
gooien - hij gooide - hij heeft gegooid - hij gooit - gooiwerfen - er warf - er hat geworfen - er wirft - wirf
-
grijpen - hij greep - hij heeft gegrepen - hij grijpt - grijpgreifen - er griff - er hat gegriffen - er greift - greif
-
groeien - hij groeide - hij heeft gegroeid - hij groeit - groeiwachsen - er wuchs - er ist gewachsen - er wächst - wachs
-
hangen - hij hing - hij heeft gehangen - hij hangt - hanghängen - er hing - er hat gehangen - er hängt - hang
-
helpen - hij hielp - hij heeft geholpen - hij helpt - helphelfen - er half - er hat geholfen - er hilft - hilf
-
heten - hij heette - hij heeft geheten - hij heetheißen - er hieß - er hat gehießen - er heißt
Read the full summary
This summary. +380.000 other summaries. A unique study tool. A rehearsal system for this summary. Studycoaching with videos.
Latest added flashcards
De winkel bevindt zich aan het einde van de straat.
Der Laden befindet sich am Ende der Straße.
Het postkantoor is aan het begin van de winkelstraat.
Das Postamt ist am Anfang der Einkaufsstraße.
Later wil ik naar een grote stad verhuizen.
Später möchte ich in eine Großstadt ziehen.
Links van de schouwburg bevindt zich het station.
Links vom Theater befindet sich der Bahnhof.
De stad ligt aan zee.
Die Stadt liegt am Meer.
Het zwembad ligt tegenover het winkelcentrum.
Das Schwimmbad liegt gegenüber dem Einkaufszentrum.
Bij het stoplicht moet je de straat oversteken.
An der Ampel muss man die Straße überqueren.
We wonen niet in de binnenstad maar in een nieuwbouwwijk.
Wir wohnen nicht in der Innenstadt, sondern in einem Neubauviertel.
Ik ga met de bus naar school.
Ich fahre mit dem Bus zur Schule.
Mijn woonwijk is groot en oud.
Mein Wohnviertel ist groß und alt.