Deze samenvatting
+380.000 andere samenvattingen
Een unieke studietool
Een oefentool voor deze samenvatting
Studiecoaching met filmpjes
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.

Samenvatting - woorden
-
1 terminologie
-
miller experimenteen illustratie van het ontstaan van organische moleculen in de veronderstelde oersoep. Het experiment is een nabootsing van de oeratmosfeer waarin nog geen zuurstofgas aanwezig was
-
prokaryootcellen die eenvoudig van bouw zijn en geen echte kern bezitten. het Dna bevindt niet in een door een membraan afgescheiden compartiment binnen de cel, maar zwerft rond de cel.
-
eukaryooteu= echt karyo = kerncellen met een echte kern die het DNA bevat en door een membraan omlijnd is
-
endosymbiose theorieendosymbiose = manier van samenleven met wederzijds voordeel.Theorie volgens welke oorspronkelijk vrijlevende prokaryoten als organellen ( i.c. mitochondriën & chloroplasten ) in andere cellen zijn gaan leven. Zo zouden eukaryote cellen zijn ontstaan.
-
lynn marguliszij formuleerde de endosymbiose theorie
-
mycosedoor een schimmel veroorzaakte ziekte
-
gram kleuringGenoemd naar de bacterioloog Gram. Het is een kleuringsmethode van bacteriën om ze te kunnen onderscheiden.• Gram-positief: kleuren blauwpaars• Gram-negatief: kleuren rood;
-
coccenProkaryoot met ronde vorm
-
bacillenProkaryoot met langwerpige vorm
-
spirillenProkaryoot met kommavorm
-
fungiHet regnum van de Fungi omvat vertegenwoordigers als schimmels, paddenstoelen en gisten. Zij behoren tot het eukaryote celtype.
-
protoctistaEencellige protozoa en algen, meercellige wieren, slijmzwammen en waterschimmels.
-
protozoaAfdeling in het dierenrijk van de eencellige organismen
-
oplossend vermogen microscoop
-
plasmalemmaook wel celmembraan of plasmamembraan genoemd. De aflijnende wand van de cel.
-
fosfolipideEen lipide (vet) die de belangrijkste bouwsteen van celmembranen vormt. Een verbinding afgeleid uit vetzuren, glycerol, fosforzuur en stikstofbestanddelen.Kop: hydrofielStaart: hydrofoob
-
hydrofoobHydrofobe stoffen zijn stoffen die waterafstotend zijn of niet of zeer slecht met water te mengen zijn. Hydrofoob betekent letterlijk `watervrezend`.
-
hydrofielwateraantrekken
-
integraal membraan proteïneSpecifieke membraaneiwitten met een transmembraneus domein + intracellulair en/of extracellulair domein. Ze fungeren als kanaal of pomp om het transport te regelen.Zonder aanwezigheid van deze proteïnen is dit niet mogelijk: biomembranen zijn lipofiel en dus ondoorlaatbaar voor wateroplosbare moleculen.
-
diffusiede beweging van moleculen van plaatsen met hoge naar plaatsen met lage concentratie.
-
osmoseBeweging die water naar de plek stuurt met de hoogste zoutconcentratie.
(een natuurlijk verschijnsel, kost geen energie). -
ionenkanaal
-
ionenpompIn en om de zenuwstel bevinden zich allerlei ionen. Na+ en K+ zijn het belangrijkste.De celmembraan bevat eiwitten die voortdurend Na+-ionen naar buiten pompen en K+ - ionen naar binnen pompen.Die eiwitten noemen we een natrium-kaliumpomp of een ionenpomp.
-
hypertonischin een hypertonisch milieu zullen cellen water verliezen en krimpen. De concentratie aan opgeloste stoffen intracellulair is dus lager dan extracellulair
-
isotonischIn een isotonisch milieu zal de celvorm steeds onveranderd blijven. De concentratie aan opgeloste stoffen intracellulair is dus even groot dan extracellulair.
-
hypotonischIn een hypotonisch milieu nemen cellen water op en zwellen tot ze lyseren. De concentratie aan opgeloste stoffen intracellulair is dus hoger dan extracellulair.Eéncelligen lossen dit probleem op met hun pulserende vacuole.
-
homeostaseHet in evenwicht zijn van alle functies in het lichaam (zoals temperatuur, zuurtegraad, bloeddruk en ademhaling) en het vermogen van het lichaam dit evenwicht te behouden, ondanks omgevingsinvloeden.
-
membraanpotentiaalDe membraanpotentiaal is de elektrische spanning die staat over de membraan van een cel.
-
nernst vergelijkingDeze vergelijking drukt de evenwichtsmembraanpotentiaal uit.
-
RERRough Endoplasmatic Reticulum.De ribosomen die hieraan verankerd zijn vertegenwoordigen de eiwitsynthese- of translatiemechanismen voor de cel.
-
SERSmooth Endoplasmatic Reticulum.Glad ER dient voornamelijk om stoffen vanuit het Ruw ER te vervoeren naar het Golgi-apparaat.
-
ribosomenonderdeel van het cytoplasma, opgebouwd uit proteïne en RNA, nauw betrokken bij de eiwitsynthese
-
polyribosoomKortweg polysoom. Een polyribosoom is een mRNA-molecuul waaraan veel ribosomen gebonden zijn. Hierdoor krijgt het geheel het uiterlijk van een kralenketting. Door meerdere ribosomen het mRNA tegelijk te laten transleren verloopt de eiwitsynthese vele malen sneller.
-
peroxisoomVesikel dat H2O2 bevat => zeer agressief.Doden van binengedrongen bacteriën. In de lever zijn peroxisomen in staat giftige stoffen zoals alcohol te detoxificeren.
-
lysozoomEen lysosoom bevat lysosomale eiwitten. Lysosomen staan in voor de intracellulaire vertering: ze ruimen (oude) organellen op en schakelen ziekteverwekkers uit.
-
golgicomplexHet Golgi-apparaat bestaat uit een aantal platte cisternen met enige ruimte ertussen. In het Golgi-apparaat worden de producten afkomstig van het endoplasmatisch reticulum (ER) omgebouwd en opgeslagen, om dan later naar andere bestemmingen getransporteerd te worden.
-
cytoskeletHet cytoskelet geeft structuur en vorm aan de cel maar dient ook als geleider van organellen die doorheen de cel vervoerd moeten worden. Het is opgebouwd uit:-microtubuli-microfilamenten- intermediaire filamenten.
-
microtubulus ( meervoud tubuli )In bijna alle celsoorten voorkomende, uiterst dunne buisvormige structuren van het eiwit tubuline, welke een rol spelen- bij de handhaving van de celvorm,- bij de bewegingen van organellen- en deel uitmaken van de spoelfiguur bij celdeling.
-
dyneine proteineTransport langs de microtubuli vindt plaats via motor eiwitten, die letterlijk over de microtubuli lopen terwijl ze een compartiment meedragen. Dyneïne proteïne is zo'n motoreiwit die compartimenten naar het midden van de cel voert.
-
F-actineF-actine is het hoofdbestanddeel van de microfilamenten.F-actine wordt gevormd via verschillende stappen: G-actine=> Nucleatie : vorming van nucleus met aaneengebonden G-actine monomeren;=> Elongatie : G-actine monomeren binden verder vanaf de nucleus tot vorming van F-actine in onstabiele toestand.;=> Polymerisatie : bereiken van een "stea
-
intermediair filamentenKomt voor in netwerk doorheen de hele cel (cytoskelet) en aan juncties. ; Zitten vast aan het celmembraan en zorgen zo voor stevigheid.
-
centrosoomIn eukaryote cellen ligt net buiten de kernenvelop het centrosoom (spoellichaampje), dat zich bij de celdeling verdubbelt, waarna elk centrosoom zich langzaam naar één kant van de kern beweegt.
-
centrioolEen centriool bestaat uit negen tripletten van microtubuli. Het geheel van twee loodrecht op elkaar staande centriolen noemt men een centrosoom. Het is het microtubuli organiserend centrum.
-
solenoid modelDe transitie tussen chromatine en chromosomen is terug te voeren tot de moleculaire samenstelling en organisatie van die model dat condensering van chromatine tot staafvormige chromosomen en vice versa mogelijk maakt.
-
kinetochoor eiwitOp beide chromatiden van elk chromosoom ontwikkelt zich ter hoogte van het centromeer (dit is een insnoering in het chromosoom) een structuur van eiwitten: het kinetochoor.
-
nucleolus / kernklompje(`kerntje`) Kleine kern binnen de celkern (= nucleus) die ribosomen (eiwitproductie) aanmaakt die daarna de celkern verlaten.
-
pseudopodiumeen schijnvoetjesProtozoa zoals de amoeba bewegen zich voort door de vorming van schijnvoetjes of pseudopodia. Ook de voedselopname gebeurt via deze pseudopodia: hij sluit voedselpartikels in met zijn schijnvoetjes. Zo wordt een voedselvacuole gevormd. Deze versmelt vervolgens met een lysosoom waardoor het partikeltje verteerd wordt.
-
undulipodiumBepaalde protozoa bewegen zich voort met behulp van zogenaamde undulipodia.Bij het oogdiertje Euglena is dit onder de vorm van zweepharen of flagella, bij het pantoffeldiertje of Paramecium gebeurt de voortbeweging dan weer door middel van wimperhaartjes of cilia.Undulipodia worden ondersteund door microtubuli: 9 dupletten en 1 centraal paar.
-
chromatineKernsubstantie bestaande uit DNA en eiwitten (histonen), die in de kern zichtbaar is als de kern niet in deling is.Kluwen van draden tijdens de interfase. Chromatine wordt verder gecondenseerd tot de uiteindelijke vorming van chromosomen. Chromatine is de stof waaruit chromosomen zijn opgebouwd. Het bestaat voornamelijk uit DNA strengen, histonen of chromosoom-eiwitten waarrond het DNA is gedraaid tijdens de condensatie, en kleine hoeveelheden RNA.
-
chromosoomEen chromosoom is een staafvormige structuur in de celkern die uitsluitend zichtbaar is tijdens de celdeling. Deze structuur is ontstaan door condensatie van chromatine. Aan het eind van een chromosoom zit een telomeer. Er zijn autosomen, X-chromosomen en Y-chromosomen.
Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting. +380.000 andere samenvattingen. Een unieke studietool. Een oefentool voor deze samenvatting. Studiecoaching met filmpjes.
Laatst toegevoegde flashcards
spirillen
Prokaryoot met kommavorm
bacillen
Prokaryoot met langwerpige vorm
coccen
Prokaryoot met ronde vorm
gram kleuring
Genoemd naar de bacterioloog Gram. Het is een kleuringsmethode van bacteriën om ze te kunnen onderscheiden.
• Gram-positief: kleuren blauwpaars
• Gram-negatief: kleuren rood;
lynn margulis
zij formuleerde de endosymbiose theorie
endosymbiose theorie
endosymbiose = manier van samenleven met wederzijds voordeel.
Theorie volgens welke oorspronkelijk vrijlevende prokaryoten als organellen ( i.c. mitochondriën & chloroplasten ) in andere cellen zijn gaan leven. Zo zouden eukaryote cellen zijn ontstaan.
eukaryoot
eu= echt karyo = kern
cellen met een echte kern die het DNA bevat en door een membraan omlijnd is
prokaryoot
cellen die eenvoudig van bouw zijn en geen echte kern bezitten. het Dna bevindt niet in een door een membraan afgescheiden compartiment binnen de cel, maar zwerft rond de cel.
miller experiment
een illustratie van het ontstaan van organische moleculen in de veronderstelde oersoep. Het experiment is een nabootsing van de oeratmosfeer waarin nog geen zuurstofgas aanwezig was
celklone
Via mitose of aseksuele vermenigvuldiging de dochtercellen genetisch identieke kopieën vertegenwoordigen van de oudercel. Alle cellen, via opeenvolgende mitoses afstammend van eenzelfde oudercel, worden aangeduid als kloon.